Het plan was om door het Wienerwald te gaan wandelen, maar er waren nergens echt duidelijke wandelbordjes te vinden en aan wandelroutekaartjes deden ze niet in het hotel. We moesten dus iets anders verzinnen. Gelukkig waren we op de heenweg langs Melk gereden en daar hadden ze een of ander waanzinnig gebouw staan dat we vanaf de snelweg konden zien liggen, dus dat moesten we van dichterbij gaan bekijken.
De busladingen toeristen uit ons hotel waren ons blijkbaar voor.
Die kwamen natuurlijk voor dit mooie uitzicht.
En voor dit soort fotogenieke plaatjes. Daar kwamen wij namelijk ook voor.
Blauw en oranje zijn complementaire kleuren, daar hadden ze goed rekening mee gehouden in Melk.
Umberto Eco laat zijn ‘De naam van de Roos’ in de abdij van Melk beginnen. Ik vind die film echt doodeng. Daar haalt dit plaatje het niet bij.
Daar heb je hem weer: 🎶Sankt Koloman, Sankt Koloman!, SANKT KOLOMAAAAAN!🎶 In Melk liggen zijn beenderen begraven.
Bondige Engelse samenvatting.
Ik vond het buiten mooier. Daar dachten de busladingen Aziaten anders over. Die stonden hier als bezetenen foto’s te maken.
Een Spreekwoordenboek!!!
En het werd nog beter. Er was een computer waar je teksten kon typen die ze dan digitaal ‘kalligrafeerden’ ( in het kader van aanschouwelijk onderwijs enzo, denk ik).
#nerd (Ja, ik schreef de volledige tekst, maar die paste niet op één foto).
Nog meer geek stuff: originele oude handschriften!
En oude landkaarten! Ik wilde hier de rest van de vakantie wel blijven.
Tom stond ondertussen te grinniken.
“Hihi, Plieml… Dat ga je toch niet op de foto zetten hè? Voor je plog?”
“Jawel.”
We gingen weer naar buiten, naar het dorpje aan de voet van de abdij. Tijd voor een fan-foto van Wimpie.
We liepen nog een rondje om de abdij, op zoek naar de Donau.
Dit was hem niet.
We vonden wel Jezus, die verstopte zich in het struikgewas.
Dan maar met de auto op pad, der Donau entlang. Er was een ruïne waar je alleen tegen betaling op mocht. Vonden we de moeite niet.
Daar is de Donau!
Hier nog meer!
Mooi blauw.
Inmiddels waren we in Krems. Inmiddels voelde ik me ook niet topfit.
Evengoed wandelden we een aardig stuk door de stad, op zoek naar het centrum. Soms was het er best mooi.
Soms kregen we ook wat mee van de plaatselijke economie. Hier verkopen ze wijnmaakmachines, want in Krems e.o. doen ze nogal fanatiek aan wijnbouw.
De stadspoort.
De andere stadspoort. In de tussentijd maakte ik niet zo veel foto’s. Ik was namelijk niet topfit.
Nog wat meer plaatselijke economie. Deze likeuren gaan de hele wereld over. Naast druiven verbouwen ze abrikozen in de Wachau. Die noemen ze hier Marillen.
Geinig gebouw. Het was ook best oud, geloof ik.
Tom legde de Donau nog een keer vast.
Hier waren we bovenop een heuvel, bij weer een ander Stift. Maar inmiddels voelde ik me niet meer niet topfit, maar verkeerde ik in milde staat van ontbinding, dus de herinneringen zijn wat vervaagd.
Zo zag het eruit als je de andere kant op keek.
Wimpie was er stukken beter aan toe dan ik. Het was duidelijk tijd om naar het hotel terug te keren…